Voor Pedro Sánchez is het einde nabij

Bleek, met een berouwvolle en terneergeslagen uitdrukking op zijn gezicht, vroeg Pedro Sánchez op 12 juni vergiffenis aan het Spaanse volk en socialistische activisten tijdens een persconferentie die deed denken aan de toespraak van de koning in ballingschap . Hij bood zijn excuses aan voor de beschuldiging dat de nummer drie van de regerende Spaanse Socialistische Arbeiderspartij (PSOE), Santos Cerdán, steekpenningen zou hebben aangenomen in ruil voor het toekennen van overheidsopdrachten. Dit was een dag eerder onthuld in een rapport van de Anti-corruptie-eenheid (UCO) van de Guardia Civil, die onderzoek deed naar de affaire Koldo , vernoemd naar de rechterhand van voormalig socialistisch minister José Luis Ábalos.

De premier en leider van de PSOE kondigde tevens aan dat hij het ontslag had geëist van de secretaris van de partij [Cerdán], met wie hij sinds 2014 nauw samenwerkte. Hij beloofde tevens een externe audit van de partijrekeningen uit te voeren en de leiding van de PSOE te herstructureren. Hij sloot echter vervroegde parlementsverkiezingen vóór 2027 uit.

De eerste indruk van deze persconferentie is dat Sánchez, een meester in het zich met hand en tand verdedigen, tijd probeerde te winnen om het juiste moment te vinden om vervroegde verkiezingen aan te kondigen. Hij is van plan zich, opnieuw, in een ogenschijnlijk verloren strijd te storten door het imago van een eerlijke en effectieve regeringsleider te cultiveren.