Isabelle Adjani als koningin Margot onder het oog van een sceptische, maar vervolgens verbaasde Patrice Chéreau

Op deze januariochtend in 1993 is het erg koud en om kwart voor zeven 's ochtends nog donker. Patrice Chéreau (1944-2013) arriveert vroeg met zijn assistente Jérôme Enrico voor de ontmoeting die Isabelle Adjani heeft georganiseerd op de Esplanade Beaubourg, in hartje Parijs. Het moment is cruciaal. Zittend op de passagiersstoel van zijn Fiat Uno, om zich te beschermen tegen de wind, vraagt de regisseur zich af of hij eindelijk La Reine Margot kan filmen. Hij heeft de actrice nodig voor zijn film. Het is de laatste toevallige ontmoeting, de ontmoeting die een einde maakt aan vier jaar ontbering.
Patrice Chéreau, die eerst de theaterkunst en daarna de opera revolutioneerde en zich verdiepte in de cinema, wil de grenzen verleggen. Zijn rolmodel is Luchino Visconti (1906-1976), die naadloos van het toneel naar het scherm overstapte. Hij is ook van plan een populaire film te maken. Hij heeft een nieuwe bewerking van De Drie Musketiers (1844) in gedachten. Totdat Danièle Thompson, scenarist van La Grande Vadrouille (1966) en La Boum (1980), hem vertelt over een andere roman van Alexandre Dumas, die hij nog niet kent. De moeilijkheden beginnen.
Je hebt nog 94,46% van dit artikel te lezen. De rest is gereserveerd voor abonnees.
Le Monde