In Hongarije is Orbán na Pride kwetsbaarder dan ooit

De Budapest Pride March was de grootste antiregeringsmanifestatie sinds 2010. Volgens oppositiewebsite 444 verergert het evenement de toch al verzwakte achteruitgang van de Hongaarse leider nog verder.
Op 27 mei 1988 marcheerde een menigte met spandoeken, luidkeels muziek makend en zingend van het centrum van Pest naar Boeda. Voorheen, onder de communistische dictatuur, was het ondenkbaar dat duizenden mensen de straat op gingen voor een zaak die alleen kwaadaardige en/of domme mensen konden afkeuren. Die specifieke zaak was het milieu. De demonstratie protesteerde tegen de Gabcikovo-Nagymaros-dammen [aan de Donau]. Het werd de spijker in de doodskist van dit project, maar ook in de doodskist van een stervende dictatuur.
Het beschermen van de rechten van seksuele minderheden en andere minderheidsgroepen is ook iets waar alleen zeer kwaadaardige en/of domme mensen het niet mee eens zijn. Maar dat is niet de enige reden waarom op 28 juni 2025 een veel grotere menigte dan zevenendertig jaar geleden van het Deakplein naar de Polytechnische Universiteit marcheerde. Het is ook omdat de achterhaalde autocratie, zoals vaak het geval is bij stagnerende regimes, haar eigen kracht en de publieke opinie verkeerd heeft ingeschat. Met het onhandige verbod op Pride groeide de mars voor homorechten uit tot een landelijk carnaval voor het recht op vergadering en vrijheid in het algemeen.
In tegenstelling tot 1988
Courrier International